Hersenen ADD

Wetenschappers ontdekken nog steeds nieuwe dingen over de werking van onze hersenen, ons brein is op vele terreinen een mysterie. Voor wat betreft de stoornis ADD is er al een groot aantal onderzoeken verricht waarvan de informatie wereldwijd wordt verspreid. Zo weet men nu dat het gebied van de hersencellen waar men impulsen mee opvangt (middels de receptoren), vaak niet goed werkt.

Uit onderzoeken die nog steeds plaatsvinden, blijken ook andere hersendelen betrokken te zijn bij deze stoornis. Zo denkt men dat er wellicht sprake is van een verhoogde activiteit van het limbisch systeem en van de pariëtaal kwab (het limbisch systeem is het gedeelte in het centrum van de hersenen waar het voelen en het uiten van emoties plaatsvindt. De pariëtaal kwab bevindt zich aan de achterzijde van het hoofd en wordt ook wel de sensorische cortex genoemd).

Het deel van de hersenen dat bij ADD niet goed functioneert heet de frontaalkwab. Het is gelegen in het gebied van het voorhoofd en het werkt als een ‘filter’. Hier worden alle prikkels van buiten zoals geluiden, kleuren en geuren opgevangen en op hun belangrijkheid beoordeeld. Onnuttige informatie wordt hier onderdrukt. Alleen de waardevolle informatie wordt van cel naar cel doorgegeven met behulp van ‘elektrische stroompjes’, welke worden aangestuurd door de neurotransmitters. De neurotransmitters bestaan uit een chemische stof die het mogelijk maakt om informatie van zenuw naar zenuw over te brengen. Een zenuwcel die informatie doorgeeft wordt ook wel een neuron genoemd.

Een neuron wordt geprikkeld en geeft de prikkel door aan zijn buurman-neuron. Hiervoor komen neurotransmittermoleculen vrij in een soort spleet die men de synaps noemt. Hiermee wordt de afstand naar het volgende neuron overbrugt waar de transmitter zich bindt aan de receptor, oftewel de ontvanger van de volgende neuron. Zo kan informatie worden doorgegeven naar die gedeelten van de hersenen waar het kan worden verwerkt.

Bij mensen met ADD werken de receptoren vaak niet goed. Met andere woorden: Het filtersysteem dat de mens in staat stelt om allerlei informatie te scheiden in ‘belangrijk’ en ‘onbelangrijk’, werkt bij mensen met ADD niet goed. Zo wordt er te weinig ‘waardeloze’ informatie onderdrukt in de frontaalkwab, met als gevolg dat de echt belangrijke informatie vaak niet door bepaalde hersendelen kan worden verwerkt. Neurotransmitters zijn heel belangrijk in dit proces, zij vervoeren signalen en prikkels van hersencel naar hersencel.

Deze neurotransmitters kunnen de signalen en prikkels niet goed kwijt in vervormde receptoren. Daarnaast kan het ook zo zijn dat de neurotransmitters zelf niet optimaal functioneren. Er zijn verschillende overdrachtsstoffen of neurotransmitters. Eén van de belangrijkste neurotransmitters heet dopamine. Dopamine is van belang bij het ervaren van blijdschap, het hebben van een goed gevoel et cetera. Indien er een overmatige werking is van dopamine, dan zie je een beeld waarin veel herhaalde activiteiten plaatsvinden waarbij men zich prettig voelt.

Als tweede belangrijke betrokken neurotransmitter wordt nor-adrenaline (norepinefrine) genoemd. Het speelt een grote rol bij ADD aangezien het mede invloed heeft op de impulsiviteit, de hyperactiviteit en een aantal leer- en geheugen- stoornissen. Bij een overmatige activiteit van noradrenaline merk je op dat er meer sprake is van ergernissen en dat men bezig is met ‘aanvallen of verdedigen’ om in de behoeften te voorzien. Het is hetzelfde gedrag als het vecht- of vluchtmechanisme laat zien!

Daarnaast zijn er nog andere neurotransmitters werkzaam. Zo is er serotonine dat betrokken bij je stemming, je emoties, je slaap en ook bij het verwerken van pijnprikkels. Mensen met een tekort aan serotonine kunnen meer angsten ervaren. Mensen die angstig zijn, ervaren stress waardoor het lichaam extra adrenaline gaat aanmaken. Het voordeel is dat men door deze extra adrenaline een tijdje veel kan opvangen, het werkt alleen niet heel lang door. Het opvoeren van adrenaline heeft hierdoor als grootste nadeel dat men na het uitvoeren van een topprestatie het lichaam en de geest extra heeft uitgeput.

Wanneer je bij iemand met ADD een hersenscan (een PET-scan of Positron Emission Tomography) doet, dan kan je zien dat deze een neurobiologische stoornis heeft. Mensen met ADD blijken, in vergelijking met mensen zonder deze stoornis, een ander hersenbeeld te laten zien en een afwijkende vorm van de receptoren van de zenuwcellen te hebben. Ook blijken ze een unieke neurotransmitter huishouding te hebben, met name door een tekort aan goedwerkende neurotransmitters. Hierdoor kunnen signalen wel ‘binnenkomen’, alleen kunnen ze niet goed worden ‘verwerkt’ of ‘vervoerd’.

MIJN BREIN MAAKT OVERUREN